No items found.

Energievoorziening bij gebiedsontwikkeling: meer publieke regie en flexibiliteit

Datum:
20.11.2025

Energie vormt een steeds belangrijker onderdeel van een gebiedsontwikkelingsstrategie. Als gevolg van netcongestie lopen projecten steeds vaker vertraging op. Het uitbreiden van het elektriciteitsnet en het realiseren van nieuwe energieoplossingen (zoals batterijparken) zijn noodzakelijk, maar vragen ruimte die schaars is én flexibiliteit. Daarbij is afstemming tussen overheden, ontwikkelaars, aannemers, inwoners en netbeheerders essentieel. Gelukkig zijn er steeds meer instrumenten die daarin voorzien en die ook in de gebiedsontwikkelingspraktijk van waarde zijn. Tijdens het najaarscongres van de Vereniging van Grondbedrijven (VvG) bespraken Joost Hoekstra en Gijs van Midden de belangrijkste mogelijkheden. Een kort overzicht.

De nieuwe Energiewet

Per 1 januari 2026 treedt de nieuwe Energiewet in werking. Deze wet, die de huidige regulerende kaders voor elektriciteit en gas vervangt, introduceert een aantal instrumenten om netcongestie aan te pakken.

1. Cable pooling verruimd

De mogelijkheid om aansluitingen te delen wordt uitgebreid: niet alleen zonne- en windparken, maar alle typen installaties kunnen – tot maximaal vier per aansluiting – samen capaciteitsruimte benutten. Dit zorgt voor efficiënter gebruik van het bestaande net.

2. Aansluitplicht versoepeld bij netcongestie

In aansluiting op de huidige praktijk wordt in de Energiewet de huidige absolute aansluitplicht van netbeheerders genuanceerd. Bij congestie hoeft een aansluitverzoek niet direct te worden ingewilligd. Wel moeten netbeheerders inzicht geven in beschikbare capaciteit en de verwachte aansluittermijnen.

3. Prioriterend afwegingskader

Ten behoeve van de verzwaring en uitbreiding van het net moeten netbeheerders uitbreidings- en vervangingsinvesteringen verrichten. Het is primair hun verantwoordelijkheid te bepalen welke uitbreidingen en verzwaringen van het net waar en wanneer nodig zijn. Zij dienen daarbij wel rekening houden met het beleid en programma’s van het Rijk. Met de Energiewet krijgt het Rijk de mogelijkheid een prioriterend afwegingskader op te stellen, dat netbeheerders richting geeft bij het bepalen van de volgorde van de investeringen. Investeringen die bijdragen aan de transitie naar een duurzame energievoorziening zullen daarbij voorrang krijgen.

4. Meer sturingsmogelijkheden voor decentrale overheden

De Energiewet voorziet ook in de nodige sturingsinstrumenten voor de overheid. Zo heeft het Rijk, net als in de huidige regelgeving, de mogelijkheid om via een projectbesluit energie-infrastructuurprojecten van nationaal belang te realiseren. De instrumenten van decentrale overheden zijn momenteel beperkter. Zij mogen de energievoorziening niet aan regels binden, voor zover dat tot het exclusieve domein van het energierecht behoort. Zo kan de overbelasting van het elektriciteitsnet geen factor zijn om op een bepaalde locatie, bepaalde activiteiten niet toe te staan. Met de Energiewet wordt voorzien in een grondslag om bij lagere regelgeving een uitzondering op dit verbod vast te stellen, waarmee decentrale overheden wel regels kunnen stellen in het belang van de energietransitie. Hoe dat wordt vormgegeven en welke ruimte dat in de praktijk biedt, moet nog worden afgewacht.

Sturen via het grondbeleid

Voor de realisatie van energievoorzieningen, zoals hoogspanningsstations of batterijparken, is schaarse ruimte nodig. Overheden die deze ruimte willen creëren kunnen een beroep doen op een grondbeleidsinstrumentarium.

1. Voorkeursrecht

Om grondspeculatie te voorkomen en strategische locaties veilig te stellen kunnen gemeenten, provincies en het Rijk voor nieuw aan te leggen voorzieningen voorkeursrechten vestigen. Deze vestiging loopt vooruit op de uiteindelijke wijziging van het omgevingsplan. Het gevolg van het voorkeursrecht is dat de eigenaar verplicht is zijn grond aan de desbetreffende overheid aan te bieden, wanneer hij van plan is deze te verkopen.

Recent deed de Rechtbank Oost-Brabant de eerste uitspraak over de toepassing van het voorkeursrecht onder de Omgevingswet (Rb. Oost-Brabant 10 oktober 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:6266). Toevallig of niet betrof dit de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening in de vorm van een groot aantal zonnepanelen. De grondslag voor het voorkeursrecht was een energieprogramma van de gemeente Vught, ter uitvoering van de Regionale Energietransitie. Uit de uitspraak volgt onder meer dat de gemeente de individuele belangen van de eigenaren moet betrekken bij de vestiging van het voorkeursrecht. Ook moet de gemeente de spelregels uit haar eigen programma naleven bij de vestigen van het voorkeursrecht, bijvoorbeeld ten aanzien van afstanden tussen zonnepanelen en woningen. Dat had de gemeente hier niet in alle gevallen goed gedaan. In die gevallen vernietigde de rechtbank dan ook de voorkeursrechtbeschikking.

2. Onteigening

Indien de overheid er niet in slaagt om via het voorkeursrecht of op minnelijke wijze de voor de aan te leggen energievoorzieningen benodigde grond te verwerven, kan zij het onteigeninginstrument inzetten. Daarvoor is in principe wel een omgevingsplanwijziging nodig (of, eventueel, een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, inmiddels bekend als BOPA). Overigens kan de netbeheerder ook bij de overheid een verzoek neerleggen om te mogen onteigenen. Indien het bevoegd gezag daarvoor open staat, kan de netbeheerder zelfs worden aangewezen als ’onteigenaar’, zoals de provincie Utrecht eerder dit jaar deed met TenneT. De netbeheerder dient dan uiteindelijk de onteigeningsschadeloosstelling aan de eigenaar te betalen, zoals deze wordt vastgesteld door de rechter.

Een potentiële onteigening voor de aanleg van energie-infrastructuur (zoals hoogspanning- en transformatorstations) die recent de landelijke media haalde, betreft de situatie in Moerdijk, waar het gelijknamige dorp geheel zou moeten verdwijnen. Een zeer ingrijpende situatie, waar hopelijk goede minnelijke regelingen kunnen worden getroffen, maar waarbij het onteigeningsinstrument als ‘stok achter de deur’ fungeert.

3. Kostenverhaal

Overigens staan de overheid ook diverse middelen tot haar beschikking om de kosten die zijn gemaakt voor de aanleg van energievoorzieningen te verhalen op initiatiefnemers van projecten die gebruik (kunnen) maken van deze voorzieningen. Afdeling 13.6 en 13.7 van de Omgevingswet regelen het kostenverhaal en verhaal van zogeheten financiële bijdragen ter bekostiging van dit soort voorzieningen. In anterieure overeenkomsten (tussen gemeenten en initiatiefnemers) kunnen hier ook afspraken over gemaakt worden.

Maatregelen tegen netcongestie

Duidelijk is dat netcongestie niet van vandaag op morgen is opgelost en dat projecten nog lange tijd tegen de knelpunten van het stroomnet zullen aanlopen. Toezichthouder Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft de afgelopen jaren een scala aan maatregelen afgekondigd die beogen netcongestie en de gevolgen van deze congestie te beperken. Zo is onder meer voorzien in flexibele contracten, waarin afnemers niet continu gebruik kunnen maken van het stroomnet en tariefmaatregelen, die afnemers moeten stimuleren om hun energiegebruik aan te passen.

1. Maatschappelijk prioriteringskader

Een belangrijke maatregel, die ook voor de gebiedsontwikkelingspraktijk van grote relevantie is, is het maatschappelijke prioriteringskader. Bij het verlenen van toegang tot het net zijn netbeheerders op grond van het non-discriminatiebeginsel gehouden aanvragers gelijk te behandelen. Daarom geldt het uitgangspunt dat aanvragers worden aangesloten volgens het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. In geval van netcongestie, kan dat tot gevolg hebben dat maatschappelijk belangrijke voorzieningen achteraan moeten sluiten. Dat kan onwenselijk zijn. Deze verdienen daarom voorrang op het stroomnet.

De ACM heeft daarom een maatschappelijk prioriteringskader vastgesteld, waarin drie categorieën maatschappelijke functies voorrang kunnen krijgen:

  1. zogenoemde congestieverzachters, d.w.z. de partijen die ervoor zorgen dat de capaciteit op het net toeneemt;
  2. veiligheidsvoorzieningen, waaronder hulpdiensten en defensie;
  3. basisvoorzieningen, waaronder drinkwater, wonen en warmte.

Partijen die één van deze functies vervullen, kunnen op verzoek aan de netbeheerder om prioriteit verzoeken. Wordt prioriteit toegekend, dan schuift de aanvrager naar voren in de wachtrij. In de gebiedsontwikkelingspraktijk kan dat in het bijzonder interessant voor partijen die woningbouw ontwikkelen of warmtenetten aanleggen. Bepaalde aan woningbouw ondergeschikte functies, zoals bibliotheken of kleinschalige winkels, kunnen in voorkomende gevallen ook voorrang krijgen.

2. Capaciteit delen

Verder zijn er verschillende manieren voor partijen om energiecapaciteit met elkaar te delen en zo efficiënter gebruik te maken van de gecontracteerde capaciteit. Hiervoor werd de al verruimde mogelijkheid van cable pooling genoemd, waar maximaal vier partijen met elkaar een aansluiting (en capaciteit) delen. Als eisen gelden onder meer dat partijen in elkaars onmiddellijke nabijheid liggen en samenwerkingsafspraken maken over hun energiegebruik.

Een andere nieuwe optie is de zogenoemde groepstransportovereenkomst (GTO), waarin bepaalde groepen aangeslotenen gezamenlijk een bepaalde hoeveelheid transportcapaciteit met de netbeheerder afspreken en deze onderling verdelen.

Een al langer bestaande vorm van samenwerking is het zogenoemde ‘gesloten distributiesysteem' (GDS). Dit is in wezen een privaat netwerk, waarbij verschillende partijen ‘achter de aansluiting’ van de eigenaar van dat netwerk zijn aangesloten. Denk aan een bedrijventerrein, waarbij de eigenaar van dat private netwerk voorziet in de stroombehoefte van nabijgelegen partijen. Hiervoor moet een ontheffing worden aangevraagd bij de ACM. Deze kan een ontheffing verlenen indien het bedrijfs- of productieproces van de gebruikers om technische of veiligheidsredenen is geïntegreerd of indien het netwerk primair elektriciteit distribueert voor de eigenaar van dat net. Verder geldt een aantal veiligheids- en technische eisen. Nadat de ontheffing is verkregen, fungeert de eigenaar in wezen als een private netbeheerder.

Deze samenwerkingsvormen vergen onderlinge afspraken, maar kunnen in de praktijk de nodige ruimte en flexibiliteit bieden.

Tot slot

Energie is niet meer als ‘water uit de kraan’. Bij gebiedsontwikkelingsprojecten betrokken partijen moeten vroegtijdig het energievraagstuk onder ogen komen. Waar moet én kan welke energievoorziening worden gerealiseerd? Is het mogelijk tijdig een aansluiting te verkrijgen en met voldoende capaciteit? En zo niet, welke mogelijkheden zijn er dan nog voor alternatieve oplossingen? Veel is gelukkig nog mogelijk, zoals hiervoor (op grove hoofdlijnen) geschetst. Maatwerk en samenwerking is daarbij wel het devies. Initiatiefnemers moeten goed onderzoeken wat in hun geval technisch en juridisch mogelijk is. Daarbij is goed overleg met de netbeheerder en de overheid van cruciaal belang. Uiteindelijk zal ook deze energieopgave niet zonder het Hollandse poldermodel kunnen.

Download publicaties

Meer nieuws