Actualiteiten PFAS

Datum:
25.3.2020

De afgelopen periode kreeg de PFAS-problematiek de nodige media-aandacht. In navolging op de stikstofproblematiek vormt ook PFAS een belemmering voor de bouw. In dit blog worden enkele actuele ontwikkelingen met betrekking tot PFAS belicht en zal worden ingegaan op hoe op lokaal niveau – in aanloop naar de Omgevingswet – kan worden geanticipeerd op deze verontreinigende stoffen.

Wat is PFAS?

PFAS is een verzamelnaam voor een grote hoeveelheid poly- en perfluoralkylstoffen. Bekende voorbeelden van PFAS zijn PFOA, PFOS en GenX-stoffen. PFAS heeft nuttige eigenschappen, waardoor de stoffen in een veelheid aan producten worden toegepast. Zo zijn de stoffen onder andere water-, vet- en vuilafstotend.

In maart 2019 bracht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de risicogrenzen van PFOA, PFOS en GenX voor grond en grondwater in kaart. Daaruit is gebleken dat PFAS negatieve effecten kan hebben voor milieu en gezondheid. Inmiddels is bekend dat de stoffen bijna overal in Nederland in de grond zit. De stoffen komen in de grond terecht door emissies uit fabrieken die de stoffen maken of verwerken of door het gebruik van PFAS-houdende producten, bijvoorbeeld blusschuim en pizzadozen.

Tot voor kort was PFAS een ‘niet-genormeerde stof’. Een interventiewaarde ontbrak dan ook. Omdat de risico’s van PFAS pas sinds kort in kaart worden gebracht en blijkt dat de giftige stoffen sterk vervuilend en onafbreekbaar zijn, ontstond er voor de minister van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat aanleiding om in overleg met decentrale overheden een tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS houdende grond en baggerspecie vast te stellen.

Tijdelijk landelijk handelingskader

Voor het toepassen van grond en baggerspecie op de landbodem zijn de toepassingsnormen afhankelijk van het soort stof en de bodemfunctieklasse (landbouw/natuur, wonen en industrie). Aanvankelijk stelde de staatssecretaris de landelijke norm voor PFOA, PFOS en GenX in de landbouw en natuur vast van 0,1 microgram per kilo. Dit had tot gevolg dat vervuilde grond die per kilo meer dan 0,1 microgram PFAS bevat, niet mocht worden verzet. Omdat die norm al snel werd geschonden, heeft dit geleid tot stagnatie van bouw- en baggerwerkzaamheden.

Op 29 november 2019 is die landelijke norm door het kabinet verruimd naar 0,8 microgram per kilo grond voor PFOA en andere PFAS en 0,9 microgram per kilo grond voor PFOS. De verruiming van de normstelling is gebaseerd op berekeningen en onderzoek door het RIVM. Aangezien er nog onduidelijkheid heerst over de concrete gevaren van PFAS voor de volksgezondheid, is het nog maar de vraag of deze norm op termijn in stand blijft.

Momenteel zou er door het RIVM onderzoek worden gedaan naar de mobiliteit, uitloging, bio-accumulatie en het gedrag van PFAS in grondwater. Bij het verschijnen van dit blog heeft het RIVM echter haar handen  (meer dan) vol aan het indammen van het coronavirus. Volgens de voortgangsbrief van 13 februari van de Minister voor Milieu en Wonen zou naar verwachting voor het einde van dit jaar een conceptversie van het definitief handelingskader volgen (gezien de actualiteit is het natuurlijk maar de vraag of dit haalbaar is). Voorts wordt onder meer gewerkt aan een algemene methodiek voor de omgang met niet-genormeerde stoffen in de bodem.

Gemeenten en waterbeheerders zijn echter niet enkel aangewezen op de tijdelijke landelijke norm. Zo wordt er ruimte geboden aan lokale overheden om lokale maximale waarden (LMW) vast te stellen voor PFAS stoffen middels (aanpassing van) een bodemkwaliteitskaart. Hiermee anticipeert het Rijk op de invoering van de Omgevingswet.

De huidige en toekomstige mogelijkheden voor het vaststellen van lokaal bodembeleid

i.Wet bodembescherming en Besluit Bodemkwaliteit

Regels voor de omgang met verontreinigde grond, grondwater en baggerspecie zijn vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb). Zo regelt de Wbb de sanering en het hergebruik van verontreinigde grond. Bij AMvB zijn in het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) regels omtrent het toepassen en hergebruiken van bouwstoffen, grond en baggerspecie gesteld. Deze regeling is ook te gebruiken voor nieuwe niet-genormeerde stoffen.

Zoals hierboven aangekaart, kunnen lokale overheden eigen LMW vaststellen die soepeler of strenger zijn dan het landelijk handelingskader. Daarbij geldt een aantal voorwaarden:

  • Het vaststellen van LMW kan alleen voor gebieden met een diffuus verhoogde concentratie;
  • De gebiedseigen bodemkwaliteit is door middel van een bodemkwaliteitskaart in beeld gebracht. Een bodemkwaliteitskaart is een besluit van algemene strekking waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 Awb van toepassing is en maakt op grond van artikel 47 Bbk verplicht onderdeel uit van het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid met LMW.
  • Het stand-still principe moet worden geborgd. Dat wil zeggen dat geen vervuilde grond mag worden verplaatst naar schonere grond.
  • Bij de vaststelling van LMW moet rekening gehouden worden met de invulling van de zorgplicht voor nieuwe gevallen van verontreiniging – verankerd in artikel 13 Wbb – en met de uitloging naar het grondwater.
  • Hergebruik is in principe alleen mogelijk voor grond afkomstig uit het eigen beheersgebied.

Om het vaststellen van bodemkwaliteitskaarten door gemeenten en waterbeheerders te bespoedigen heeft de minister van Infrastructuur en waterstaat op 29 november 2019 een wijziging van het Bbk in gang gezet. De wijziging is er op gericht een kortere procedure mogelijk te maken voor het vaststellen van een nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaart, in die zin dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure niet meer in alle gevallen verplicht is.

ii.Omgevingswet

Het tijdelijk landelijk handelingskader PFAS staat los van de Omgevingswet en kent daarin geen opvolging. Met de komst van de Omgevingswet streeft de Rijksoverheid naar decentralisatie van de verantwoordelijkheden voor het bodembeheer. Het uitgangspunt is dat de gemeenten en provincies de taken en bevoegdheden krijgen voor de bodem. Bovendien krijgt de gemeente de bevoegdheid om, waar nodig, aanvullende regels te stellen aan het gebruik van de bodem en wordt de gemeente verantwoordelijk voor de handhaving van die regels. De huidige bodemwet- en regelgeving komt te vervallen. Daarvoor in de plaats treedt de Aanvullingswet bodem en het Aanvullingsbesluit bodem, die deel zullen uitmaken van de Omgevingswet. Op 18 februari 2020 is het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem door de eerste kamer aangenomen.

De Aanvullingswet bodem kent geen specifieke bepalingen voor bodemverontreinigingen door (nog) onbekende stoffen die in het grondwater terecht komen, zoals PFAS. De provincie krijgt onder de Omgevingswet de taak voor de kwaliteit van de grondwaterlichamen, waaronder ook de daarin aanwezige bodemverontreinigingen. De taak van de Provincie blijft dan hetzelfde als die de provincie momenteel heeft volgens de Waterwet. Voorts kan de gemeente maatregelen treffen ter verbetering van de lokale grondwaterkwaliteit.

In de Omgevingswet kan gebiedsspecifiek beleid alleen via maatwerkregels worden gevoerd, die wat betreft gemeenten in de omgevingsvisie en het omgevingsplan kunnen worden opgenomen en wat betreft provincies in een omgevingsverordening. Door middel van deze instrumenten kan een balans worden gevonden tussen risico’s en maatschappelijk gewenste activiteiten.

Slot

Dat PFAS de afgelopen tijd de nodige aandacht heeft gekregen, is begrijpelijk. Het is immers een serieus landelijk probleem, nu het gebruik van grond met een geringe hoeveelheid PFAS aanzienlijk is beperkt. Provincies en gemeenten kunnen hier echter op inspelen door alvast aan de slag te gaan met het ontwikkelen van lokaal PFAS beleid door het opstellen van LMW. Dat beleid kan vervolgens worden ingepast in de Omgevingswet. Gemeenten en provincies doen er daarom goed aan hier nu al mee te beginnen.

Download publicaties

Meer nieuws